Kelder 0000.0012

 

Vervolg literatuur

 

- Dolfin, Marceline J. & E.M. Kylstra & Jean Penders, Utrecht, De huizen binnen de Singels. Deel A: Beschrijving. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst'. 's-Gravenhage (SDU), 1989. [524 blz. ISBN 90.12.05874.0 / 90.12.05876.7(set)]. Hierin "De kelder": blz. 428-430

- Eggen, Coen, Vakwerkbouw in Limburg. Weert (M & P), 1989. [119 blz. ISBN 90.6486.064.5]. Hierin "Kelders, haarden en schoorstenen en wat er verder te metselen viel": blz. 88-101

 duits

- Doperé, Frans & William Ubregts, De donjon in Vlaanderen. Architectuur en wooncultuur. Brussel (Gemeentekrediet), Leuven (Universitaire Pers Leuven), 1991. [269 blz. ISBN 90.5066.097.5]. Hierin "De kelder": blz. 60-64 (de kelder van de donjon ligt niet steeds geheel of gedeeltelijk ondergronds), 94, 114-115 (overzicht)

- Löbbecke, Frank, "Hauserweiterung unterirdisch ‑ Beispiele für mittelalterliche Unterfangungstechniken in Freiburg im Breisgau und Basel". In: Beiträge des 8. Kolloquiums des Arbeitskreises zur archäologischen Erforschung des mittelalterlichen Handwerks. [im Druck].

- Hübler, Hans, Das Bürgerhaus in Lübeck. Deel in de serie 'Das Deutsche Bürgerhaus', nr 10. Tübingen (Ernst Wasmuth), 1968. [169 blz. ISBN -]. Hierin o.a.: blz. 17-18 ("Das Kellergeschoss")

 frans

- Noël, Pierre, Technologie de la pierre de taille. Dictionnaire des termes couramment employés dans l'extraction, l'emploi et la conservation de la pierre de taille. Paris (SEBTP), 19942e druk/1e druk 1965. [375 blz. ISBN 2.903.248.65.6]. Hierin: "Cave", blz. 81

 

- Kipp, A.F.E., De immuniteit van St. Marie. De evolutie van een stadsbeeld (Doctoraalscriptie hoofdvak 'geschiedenis van de bouwkunst'). Utrecht, typoscript, (oorspronkelijk) mei 1974. [175 blz.(typoscript-versie 1980, Werkgroep Herstel Leefbaarheid). ISBN -]. Hierin onder meer: blz. 61-62 (Hoofdstuk "16e eeuw". Uit de inventarislijsten kunnen de namen van de vertrekken in de claustrale huizen afgeleid worden:
"Behalve de zaal (waarin soms een hangkamer) worden genoemd: voor-, middel- en aftercamers, opcamers en neercamers, en vaak als toevoegsels vertreck-camerkens. Voorts keuken, eedtzaalken, studoor, slaapkamer (overigens vindt men in vele kamers koetsen en slaepkisten vermeld), en zelfs bathstove. In bijzondere gevallen vindt men ook wel eens een overwulffde camer of een sterrencamer in den toorn, en bij uitzondering een capelle.
Zolders en kelders hebben vaak allerlei specifieke functies (bijvoorbeeld coorn-, cleer-, duyve-, resp. wijn-, keuke-).
Buitenshuis vindt men dan nog bijgebouwen als somerhuys, somerkueckengen, washuysken, bak-, brau- en turffhuys, hoender- en conijne- cauwen, stallen en schuren.
De meeste huizen hebben een plaetse, die voor, achter of ingebouwd kan liggen. In het algemeen hebben de huizen een voorhoff en een afterhoff, waar men moestuin en bleyckvelt vinden kan, maar ook testeblommen.").